Volgens overlevering duidt het woord luxe niet op de motor zelf, maar op de relatief luxe afmetingen van de schipperswoningen op deze vrachtschepen. Een zeilschipper had voor de bediending van het roer een vrij achterdek nodig. Dat was bij een motorschip niet nodig. Hierdoor kon men een grotere en hogere (luxe) roefwoning op het achterdek plaatsen en de stuurhut daarvoor.
Met de komst van de gloeikopmotor en de verbeterde dieselmotor raakte vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw de motorisering van de binnenvaart in een stroomversnelling. Deze liep overigens gelijk met de laatste ontwikkeling in de zeilvaart. Door de nieuwe technieken werden geheel nieuwe schepen ontworpen. Zoals het Beurtmotorschip, het Katwijker motorschip en De Luxe Motor.
Vooral het achterschip onderscheidde zich van de zeilschepen.
Een schip dat op de wind vooruit wordt bewogen gaat anders door het water dan een schip dat zich met een schroef door het water stuwt. Duidelijk is het sterk oplopende achterschip te zien. De hek (het achterboeisel) hangt ver over het water. Op de werf zag men uiterst kundige ijzerwerkers die de fraaie lijnen van het achterschip konden klinken. Door deze bouw waren dit snelle vrachtschepen.
In jaren vijftig werd de ‘Drie Gebroeders’, zoals veel schepen, met 7 meter verlengd en werd ook het gangboord inclusief de ‘den’ omhoog gebracht. Voor een groter laadvermogen was verlengen en verhogen goedkoper dan nieuwbouw. Tegelijkertijd is vóór de stuurhut een zogenaamde ‘T-hut’ geplaatst, waardoor de schipper extra leefruimte kreeg. Op de boeg is de ingang te zien van het knechtenverblijf, een zeer kleine leefruimte voor de scheepsknecht.