Menu Sluiten

Eben Haëzer

De Eben Haëzer is een tjalk uit 1898.  Het is een van oorsprong zeilend vrachtschip. Het is een ijzeren schip gebouwd bij de werf Prins in Zwartsluis. Het schip is degelijk en zwaar gebouwd zodat het geschikt was voor een overtocht over de Zuiderzee. Het was uitgevoerd met één mast. Daaraan konden de volgende zeilen gevoerd worden: grootzeil, fok en kluiver.

Het schip is gebouwd als dektjalk, dat wil zegen het had geen roef. De schippers woning was hierdoor onderdeks. Het dek was vrij om lading met groot volume mee te kunnen nemen, zogenaamde deklast. Wel kon er een zogenaamde zomerroef geplaatst worden op het achterschip als de lading dit toestond. Dit was een houten, tijdelijke roef die op het dek en den stond. Men had in deze roef dus geen stahoogte. Vroeger hadden zeer veel schepen een zomer roef. Echter deze zijn bijna allemaal vervangen door een vaste roef, om de schippersfamilie meer ruimte en komfoor te bieden.

Het schip kon 92 ton lading vervoeren, net zo veel als nu ongeveer drie grote vrachtwagens kunnen vervoeren. Vaak werd de lading met de hand geladen en gelost, met schep en kruiwagens.

Van de periode 1934 tot 1952 weten we dat het schip in de vrije vaart was, niet gebonden aan een plaats of bedrijf. Vaargebied in die tijd was voornamelijk Friesland, IJsselmeer, Noord-Holland en Zuid-Holland, ook de andere provincies werden wel eens aangedaan net als de Waddenzee. De lading was  heel divers net wat het aanbod op dat moment was. Vaak werd er wel mest vervoerd: dierlijke mest vanuit Friesland en Groningen naar het Westland en kunstmest uit de grote havens weer terug naar Groningen en Friesland

Van de geschiedenis van de Eben Haëzer is het volgende bekend: Het schip heeft de volgende meetbrief nummers gehad: A9620N en H2070N

In 1918 was Dhr. H. Kruze uit Zwolle eigenaar en vanaf 1937 meneer J. Siderius uit Bozum.

De naam Eben Haëzer is de naam die het schip in 1918 had en is de oudste naam van het schip die ik terug heb kunnen vinden. De naam komt uit de bijbel en betekent: tot hier heeft god ons geholpen.

Duidelijk is dat het schip altijd als zeilend vrachtschip heeft dienst gedaan tot 1952. Waarschijnlijk was het schip toen te klein geworden om voldoende geld mee te verdienen. De scheepvaart kreeg in die jaren te maken met concurrentie van vrachtwagens. De schipper is toen gaan varen in loondienst op een veerpont en de Eben Haëzer is door de schipper tot woonboot voor hem en zijn gezin verbouwd. Eerst heeft hij met het woonschip in Grou gelegen en later is hij naar Amsterdam gegaan. Rond 1984 is het schip van Amsterdam naar Boskoop verplaatst. De oude schipper was inmiddels overleden en het schip is eigendom van meerdere eigenaren geweest. Tot 2002 heeft het schip daar als woonboot dienstgedaan waarna het ook hiervoor afgedankt werd omdat men meer ruimte en comfort wilde.

Door het gebruik en achterstallige onderhoud was de staat van het schip niet best meer en er was heel veel werk nodig om het schip weer toonbaar en vaar klaar te maken.

Een grote restauratie volgde, waarbij het “woonboot” gedeelte er weer af ging en het schip zijn oorspronkelijke uiterlijk weer terug kreeg. Al het houtwerk aan schip was in de woonboot periode verdwenen en moest weer nieuw gemaakt worden, zoals zwaarden, roer en mast .  Ook werd er een motor in het schip geplaatst om veilig te kunnen varen op de nu drukke rivieren. Het schip is nu weer geheel klaar om te varen en te zeilen.

Enkele mooie details van het schip zijn bijvoorbeeld de vele mooi gesmede bevestigingsogen aan het schip, zoals het bevestigingspunt van het grootschoot en de bevestigingspunten voor het bakstag. Voorbeelden van littekens is het ijzeren dek dat is uitgesleten door de vele klompen die er over heen zijn gelopen. Je kunt precies zien waar de schipper altijd liep als hij het schip voort boomde of achter het roer stond.